KIA Cee'd: Richtingaanwijzers
Om de richtingaanwijzers te laten werken, moet het contact in stand ON staan. Beweeg de combischakelaar omhoog of omlaag (A) om de richtingaanwijzers in te schakelen. De groene, pijlvormige controlelampjes op het instrumentenpaneel geven aan welke richtingaanwijzer in werking is.
Na het nemen van de bocht, worden de lampjes automatisch uitgeschakeld. Zet de combischakelaar handmatig terug in de middenstand als de richtingaanwijzers na een bocht blijven knipperen.
Beweeg de combischakelaar gedeeltelijk naar beneden of naar boven en houd hem vast (B) om een wisseling van rijstrook aan te geven. Als u de combischakelaar loslaat, keert deze weer terug naar zijn oorspronkelijke positie.
Wanneer een controlelampje blijft branden, niet knippert of abnormaal knippert, kunnen één of meer lampen doorgebrand zijn en dienen deze vervangen te worden.
Impulsbediening richtingaanwijzers bij rijstrookwisseling (indien van toepassing)
Om de impulsbediening van de richtingaanwijzers bij rijstrookwisseling te activeren, beweegt u de combischakelaar iets gedurende en laat hem dan weer los. De richtingaanwijzers knipperen 3 keer.
U kunt de snelfunctie van de richtingaanwijzer uitschakelen via "Automatisch knipperlicht bij rijbaanverandering" in "Gebruikersinstell".
AANWIJZING Als de richtingaanwijzer abnormaal snel of langzaam knippert, duidt dit op een kapotte lamp of een slecht contact in het circuit van de richtingaanwijzers.
Zie ook:
Peugeot 308. Kinderbeveiliging
Beide achterportieren zijn voorzien van een mechanisch systeem om het
openen van binnenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant
van beide achterportieren en de kinderbeveiliging wer ...
KIA Cee'd. Zekeringen
Het elektrisch systeem van een auto is tegen overbelasting beveiligd door
middel van zekeringen.
Deze auto heeft 3 (of 4) zekeringkasten, één in het zijpaneel aan
bestuurderszijde en de ...