Toyota Auris: Volg de correctieprocedures. (auto's met Smart entry-systeem
en startknop en met een instrumentenpaneel met 3 meters) - Als een waarschuwingslampje
gaat branden
of een waarschuwingszoemer
klinkt - Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen - Bij problemen - Toyota Auris - InstructieboekjeToyota Auris: Volg de correctieprocedures. (auto's met Smart entry-systeem en startknop en met een instrumentenpaneel met 3 meters)

Toyota Auris / Toyota Auris - Instructieboekje / Bij problemen / Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen / Als een waarschuwingslampje gaat branden of een waarschuwingszoemer klinkt / Volg de correctieprocedures. (auto's met Smart entry-systeem en startknop en met een instrumentenpaneel met 3 meters)

Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om het probleem te verhelpen, of de waarschuwingslampjes uitgaan.

Zoemer interieur Zoemer exterieur Waarschuwingslampje

Waarschuwingslampje/details/handelingen

Continu Continu Controlelampje Smart entry-systeem met startknop (auto's met Multidrive CVT)

De elektronische sleutel bevond zich buiten de auto en het bestuurdersportier werd geopend en gesloten terwijl de selectiehendel in een andere stand dan stand P werd gezet zonder het contact UIT te zetten.

→ Zet de selectiehendel in stand P.

→ Neem de elektronische sleutel weer mee in de auto.

Een keer 3 keer Controlelampje Smart entry-systeem met startknop (auto's met Multidrive CVT)

De elektronische sleutel bevond zich buiten de auto en het bestuurdersportier werd geopend en gesloten terwijl de selectiehendel in een andere stand dan stand P werd gezet zonder het contact UIT te zetten.

→ Zet het contact UIT of zorg ervoor dat de elektronische sleutel zich in de auto bevindt.

Een keer 3 keer Controlelampje Smart entry-systeem met startknop

Geeft aan dat er een ander portier dan het bestuurdersportier werd geopend en gesloten terwijl het contact in een andere stand dan UIT stond en de elektronische sleutel zich buiten het ontvangstgebied bevond.

→ Houd de elektronische sleutel binnen het detectiegebied.

Een keer 3 keer Controlelampje Smart entry-systeem met startknop

Er wordt geprobeerd de auto te verlaten met de elektronische sleutel en de portieren te vergrendelen zonder dat het contact eerst UIT is gezet.

→ Zet het contact UIT en vergrendel de portieren opnieuw.

Een keer Continu (5 seconden) Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Controlelampje Smart entry-systeem met startknop

Geeft aan dat de elektronische sleutel niet aanwezig is als geprobeerd wordt de motor te starten.

→ Houd de elektronische sleutel binnen het detectiegebied.

9 keer - Controlelampje Smart entry-systeem met startknop

Er is geprobeerd om te rijden terwijl de gewone sleutel zich niet in de auto bevond.

→ Ga na of de elektronische sleutel zich in de auto bevindt.

Een keer - Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Controlelampje Smart entry-systeem met startknop

Geeft aan dat de batterij van de elektronische sleutel bijna leeg is.

→ Vervang de batterij.

Een keer - Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Controlelampje Smart entry-systeem met startknop

Geeft aan dat het stuurslot nog is vergrendeld.

→ Ontgrendel het stuurslot.

Een keer - Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen Controlelampje Smart entry-systeem met startknop
  • Toen de portieren werden ontgrendeld met de mechanische sleutel en de startknop vervolgens werd ingedrukt, kon de elektronische sleutel niet worden gesignaleerd in de auto.
  • De elektronische sleutel kon niet worden gesignaleerd, ook niet nadat de startknop tweemaal achter elkaar werd ingedrukt.

→ Auto's met Multidrive CVT: Houd de elektronische sleutel bij de startknop en trap tegelijkertijd het rempedaal in.

→ Auto's met handgeschakelde transmissie: Houd de elektronische sleutel bij de startknop en trap tegelijkertijd het koppelingspedaal in.

■Detectiesensor voorpassagier, controlelampje veiligheidsgordel en waarschuwingszoemer

■Als het motorcontrolelampje tijdens het rijden gaat branden Bij sommige uitvoeringen gaat het motorcontrolelampje branden als de brandstoftank geheel leeg gereden is. Vul de brandstoftank onmiddellijk als deze leeg is. Het motorcontrolelampje gaat na enkele ritten weer uit.

Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het motorcontrolelampje niet uit gaat.

■Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)

Gebruik de volgende procedure wanneer de banden voldoende zijn afgekoeld.

Het waarschuwingslampje kan weer gaan branden wanneer bovenstaande handelingen zijn uitgevoerd zonder eerst de banden voldoende te laten afkoelen.

■Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden door een natuurlijke oorzaak (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem) Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden door een natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsverlies dat op den duur optreedt of een veranderde bandenspanning die veroorzaakt wordt door temperatuurveranderingen. In dat geval zal het waarschuwingslampje na een paar minuten uitgaan als de banden weer op de juiste spanning gebracht zijn.

■Als een wiel wordt vervangen door het reservewiel (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem) Het reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor en -zender.

Bij een lekke band zal het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet uitgaan, ook al is het wiel met de lekke band vervangen door het reservewiel.

Vervang het reservewiel door het wiel met de gerepareerde band en breng de band op de juiste spanning. Het waarschuwingslampje lage bandenspanning zal na een paar minuten uitgaan.

■Omstandigheden waaronder het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk niet juist werkt (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)

■Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)

Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden nadat het gedurende 1 minuut heeft geknipperd wanneer het contact AAN wordt gezet, laat het systeem dan controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.

Auto's met Smart entry-systeem en startknop Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden nadat het gedurende 1 minuut heeft geknipperd wanneer het contact AAN wordt gezet, laat het systeem dan controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.

■Waarschuwingszoemer De zoemer is in sommige gevallen niet hoorbaar, zoals in een luidruchtige omgeving of wanneer het volume van de audio hoog staat.

■Wanneer het waarschuwingslampje motorolie verversen knippert (dieselmotor) Het veelvuldig rijden van korte afstanden en/of rijden met lage snelheden kan ertoe leiden dat de olie sneller veroudert dan normaal, ongeacht de afgelegde afstand. Als dat het geval is, zal het waarschuwingslampje motorolie verversen gaan knipperen.

■Waarschuwingslampje motorolie verversen gaat branden (dieselmotor) Vervang de motorolie en het oliefilter als het waarschuwingslampje motorolie verversen niet gaat branden als u meer dan 15.000 km hebt gereden nadat de motorolie is ververst.

Mogelijk is het waarschuwingslampje motorolie verversen gaan branden als u minder dan 15.000 km hebt gereden op basis van een gebruiks- of rijomstandigheid.

■Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektrische stuurbekrachtiging Als de laadtoestand van de accu laag wordt of de spanning tijdelijk daalt, kan het waarschuwingslampje van de elektrische stuurbekrachtiging gaan branden en kan er een waarschuwingszoemer klinken.

WAARSCHUWING

■Als de waarschuwingslampjes van het ABS en het remsysteem blijven branden Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en laat uw auto controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. De auto kan tijdens het remmen extreem onstabiel worden en het ABS-systeem treedt mogelijk niet in werking, waardoor een aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.

■Als het waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging gaat branden De besturing kan extreem zwaar aanvoelen.

Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebruikelijk, houd het dan stevig vast en oefen meer kracht uit.

■Tijdens het rijden om het roetfilter te reinigen (dieselmotor) Houd tijdens het rijden voldoende rekening met de weersomstandigheden, de conditie van de weg, het terrein en het overige verkeer en neem altijd de verkeersregels in acht. Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.

■Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem) Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.

■Als u een klapband krijgt of als er plotseling een lek ontstaat (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem) Het kan zijn dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meteen in werking treedt.

OPMERKING

■Ervoor zorgen dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem goed werkt (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem) Monteer geen banden met verschillende specificaties of van verschillende merken, anders werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk niet goed.

■Als het waarschuwingslampje roetfiltersysteem gaat branden (dieselmotor) Als het waarschuwingslampje roetfiltersysteem blijft branden zonder dat het roetfilter wordt gereinigd, kan het motorcontrolelampje na 100 tot 300 km gaan branden. Laat in dat geval uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.

■Als het waarschuwingslampje brandstoffilter gaat branden (dieselmotor) Rijd niet als het waarschuwingslampje brandt. Rijden met te veel water in het brandstoffilter kan de brandstofpomp beschadigen.

Zie ook:

KIA Cee'd. Waarschuwingssignalen
Alarmknipperlichten De alarmknipperlichten dienen ervoor om de overige weggebruikers te waarschuwen om extra voorzichtigheid in acht te nemen bij het naderen, inhalen of passeren van uw aut ...

Peugeot 308. Matten
Bevestigen Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje. De overige matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd. ...

Modellen: