Opel Astra: Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem
Alle portieren worden tegen openen beveiligd. Voor activering van het systeem moeten alle portieren gesloten zijn.
Bij het ontgrendelen van de auto wordt de mechanische diefstalbeveiliging uitgeschakeld. Dit is niet mogelijk met de centrale vergrendelingsknop.
Inschakelen
Druk binnen vijf seconden tweemaal
op
van de handzender.
Diefstalalarmsysteem
Het alarmsysteem is gecombineerd met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt:
- portieren, achterklep, motorkap
- interieur en aangrenzende bagageruimte
- hellingshoek van de auto, zoals bij het wegslepen
- contact
Inschakelen
Alle portieren moeten gesloten zijn en de elektronische sleutel of het elektronische sleutelsysteem mag niet in de auto blijven. Anders kan het systeem niet worden geactiveerd.
- Handzender: werkt automatisch
30 seconden na het vergrendelen
van de auto door één keer op
te drukken.
- Elektronisch sleutelsysteem: werkt automatisch 30 seconden na het vergrendelen van de auto door op de knop op een buitenkruk te drukken.
- Handzender of elektronische
sleutel: rechtstreeks door
twee keer binnen vijf seconden in te drukken.
- Elektronisch sleutelsysteem met ingeschakelde passieve vergrendeling: werkt kort na passieve vergrendeling.
Let op Wijzigingen in het interieur, zoals het aanbrengen van stoelhoezen en het openen van de ruiten of het zonnedak, zijn mogelijk van invloed op de interieurbewaking.
Inschakelen zonder bewaking passagiersruimte en hellingshoek auto
Schakel de bewaking van het interieur en de hellingshoek van de auto uit als u huisdieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasone tonen of bewegingen het alarm activeren.
Schakel ze ook uit wanneer de auto op een veerboot of een trein staat.
1. Sluit de achterklep, de motorkap, de ruiten en het zonnedak.
2. Druk op
.
De led in de knop
brandt maximaal
tien minuten.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschakelen.
Het statusbericht verschijnt op het Driver Information Centre.
Status-led
De status-led is geïntegreerd in de sensor boven op het instrumentenpaneel.
Status tijdens de eerste 30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:
Led aan : test, inschakelvertraging
Led knippert snel : portieren, achterklep of motorkap niet goed dicht, eventuele systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knippert langzaam : systeem is geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werkplaats inroepen.
Uitschakelen
Handzender: Bij het ontgrendelen van de auto door indrukken van c wordt het diefstalalarmsysteem gedeactiveerd.
Elektronisch sleutelsysteem: Bij het ontgrendelen van de auto met de knop op één van de buitenkrukken wordt het diefstalalarmsysteem gedeactiveerd.
De elektronische sleutel moet zich binnen een bereik van ongeveer één meter van het betreffende portier buiten de auto bevinden.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd door het bestuurdersportier te ontgrendelen met de sleutel of met de centrale vergrendelingsknop in het interieur.
Alarm
Bij het activeren klinkt de alarmclaxon en gaan de alarmknipperlichten tegelijkertijd knipperen. Het aantal en de duur van de alarmsignalen zijn voorgeschreven door de wetgever.
Het diefstalalarmsysteem kan
worden gedeactiveerd door
in te
drukken, op de schakelaar op de
portierhandgreep te drukken (met
elektronisch sleutelsysteem) of door
het contact in te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan zonder dat de bestuurder het heeft uitgeschakeld, geven de alarmknipperlichten dat aan. Ze lichten bij het ontgrendelen van de auto met de handzender driemaal kort achtereen op. Bovendien verschijnt er na inschakeling van het contact een waarschuwingsbericht op het Driver Information Center.
Als de accu van de auto moet worden ontkoppeld (bijv. voor onderhoudswerkzaamheden), moet de alarmsirene als volgt worden gedeactiveerd: schakel het contact in en uit en ontkoppel de accu van de auto binnen 15 seconden.
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de contactschakelaar en het controleert of de auto met de gebruikte sleutel mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf automatisch nadat u de sleutel uit de contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp
nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een
storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitschakelen
en opnieuw proberen te starten.
Als de controlelamp
blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met
de reservesleutel te starten en
daarna de hulp van een werkplaats
inroepen.
Let op RFiD-tags (Radio Frequency Identification) kunnen de werking van de sleutel storen. Houd de tag bij het starten uit de buurt van de sleutel.
Let op De startbeveiliging vergrendelt de portieren niet. Vergrendel daarom steeds na het verlaten van de auto de portieren en schakel het diefstalalarmsysteem in.
Zie ook:
Toyota Auris. Uitschakelen van de motor als de selectiehendel in een andere
stand dan P staat (auto's met Multidrive CVT)
Als de motor wordt uitgezet terwijl de selectiehendel in een andere
stand dan P staat, wordt de stand van het contact ACC, niet UIT. Voer
de volgende procedure uit om het contact UIT te zetten:
1. ...
Toyota Auris. Wijzigen van de ingestelde snelheid
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Houd de hendel vast tot de
gewenste snelheid bereikt is.
Voor een kleine wijziging van de
ingestelde snelheid druk u de hendel
lichtjes ...